Jonge kinderen kunnen zo mooi fris naar de wereld kijken. Voor hen staat nog niets vast, zij stellen schaamteloos vragen en staan open voor alle mogelijkheden. Vaak vind ik dat heerlijk verrassend en relativerend. Maar soms vind ik het ook wel confronterend. Meestal niet om de inhoud, maar vanwege de vraag waar mijn eigen onbevangen speelsheid is gebleven.

Toen we ouder werden verleerden we die open houding deels, door alle regels en kaders die ons meer grip op de wereld moesten geven. Maar grip is niet hetzelfde als begrip. Door te kijken met oogkleppen op zien we tenslotte maar een deel van de werkelijkheid.

Dit frisgroene mos prikkelde mijn eigen zachte frisse onbevangenheid. Ik voelde mijn verlangen om me dat weer meer toe te eigenen. Maar hoe pak ik dat aan? Hoe omarm ik mijn eigen kindsheid??

Voor een deel zit dat voor mij in de keuze om dagelijks meer ruimte te gaan maken voor activiteiten die het speelse in mij oproepen. En voor een ander deel wil ik bewust met een andere houding op situaties reageren. Als ik zelf mijn eerdere ervaringen en mijn aannames los laat, kan ik met een veel zachtere, open, nieuwsgierige blik naar de wereld kijken. Dan blijkt de werkelijkheid veel flexibeler dan ik dacht en valt er nog zoveel te spelen en te ontdekken.